Het hart
Het hart bevindt zich achter het borstbeen, tussen beide longen. Het hart is asymmetrisch van vorm en ligt net links van het midden. Bij een volwassene is het hart zo groot als een vuist en het weegt ongeveer driehonderd gram. In rust slaat het hart van een volwassene tussen de zestig en tachtig keer per minuut.
Het hart is een holle spier. Door ritmische samentrekkingen van deze spier wordt het bloed de bloedsomloop in gestuwd. In feite werkt het hart als twee pompen; de rechterhelft pompt zuurstofarm bloed de kleine bloedsomloop in, de linkerhelft pompt zuurstofrijk bloed naar de grote bloedsomloop.
Beide helften van het hart bestaan uit twee ruimtes: een boezem of atrium en een kamer of ventrikel. In beide harthelften zijn boezem en kamer door kleppen van elkaar gescheiden. De boezems en de kamers trekken na elkaar samen.
Wanneer het hart ontspannen is, loopt het bloed de boezems binnen; zuurstofrijk bloed uit de vier longaderen in de linkerboezem, en zuurstofarm bloed uit de holle aderen in de rechterboezem. Vervolgens trekken de boezems samen, waardoor het bloed door de kleppen naar de kamers gestuwd wordt. Dan trekken de kamers samen. Hierbij sluiten de kleppen naar de boezems en openen de kleppen naar de slagaderen. Het zuurstofrijke bloed wordt uit de linkerkamer door de aorta gestuwd, en het zuurstofarme bloed uit de rechterkamer gaat de longslagaderen in. Tegelijkertijd loopt het bloed aan de andere kant alweer uit de aderen de boezems in. Zodra de kamers zich ontspannen, openen de kleppen naar de boezems en loopt het bloed uit de boezems door naar de kamers. Met de samentrekking van de boezems wordt vervolgens nog meer bloed de kamers in gestuwd. Dit hele proces duurt nog geen seconde en wordt continu herhaald.
Slagaderen, aderen en haarvaten
De slagaderen heten zo omdat je aan een slagader de hartslag kunt voelen, bijvoorbeeld bij de pols of de hals. Een andere naam voor slagader is arterie. De grootste slagader is de aorta of lichaamsslagader, waaraan alle slagaderen van de grote bloedsomloop ontspruiten. Net voorbij de aortaklep ontspringen de linker en rechter kransslagader of coronairvaten die het hart zelf van zuurstof en andere voedingsstoffen voorzien. In de aderen of venen stroomt het bloed veel rustiger dan in de slagaderen. De druk is lager in de aderen, en daarom zijn de wanden van de aderen ook slapper. Veel aderen hebben kleppen die ervoor zorgen dat het bloed niet de verkeerde kant op kan stromen. De bewegingen van de spieren helpen om het bloed in de aderen terug naar het hart te laten stromen.
Bij spataderen is de wand van de aderen uitgerekt, en werken de kleppen niet goed meer. De haarvaten zijn de allerkleinste bloedvaten. Ze dringen diep tot in alle weefsels door; en het is uitsluitend hier, in de haarvaten, dat de uitwisseling van zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen plaatsvindt.