Reguliere behandelmethoden
Er zijn drie medicijngroepen die bij een hoge bloeddruk worden voorgeschreven:
- Diuretica (plastabletten)
- Bètablokkers
- ACE-remmers, Angiotensine II antagonisten en Calcium kanaalblokkers
Deze hebben allemaal een ander werkingsmechanisme en veel mensen hebben een combinatie van deze medicijnen nodig om hun bloeddruk omlaag te krijgen. Uw (huis)arts zal bepalen welk medicijn voor u het meest geschikt is, op basis van de hoogte van uw bloeddruk, uw leeftijd en of u nog andere aandoeningen heeft zoals diabetes, hoog cholesterol, astma, hartfalen of nierproblemen.
Meestal begint een arts met een medicijn uit de eerste groep en wordt er bij onvoldoende effect een middel uit de tweede en derde groep aan toegevoegd. De meeste artsen geven de voorkeur aan meerdere middelen in een lage dosering, om bijwerkingen zoveel mogelijk te voorkomen.Wanneer u drie middelen gebruikt en uw bovendruk blijft boven de 140, dan worden de doseringen van de middelen één voor één verhoogd.
Het nadeel van de reguliere bloeddrukverlagende middelen is dat er bijwerkingen kunnen optreden, zeker bij hogere doseringen. Zo kunt u door een plasmiddel een kaliumtekort krijgen, kan een bètablokker tot vermoeidheid leiden en geeft een ACE-remmer vaak kriebelhoest, om maar enkele minder ernstige bijwerkingen te noemen.