Wat moeten we doen om niet alleen hart en vaten maar ook ons hele lichaam gezond te houden?
Er zijn drie belangrijke aanbevelingen die we natuurlijk allemaal kennen:
• niet roken
• in beweging blijven
• gezond eten
Het zijn simpele adviezen, die helaas moeilijk op te volgen zijn. Als het ons al lukt om er een of twee na te leven, hebben we vast wel problemen met de derde.
Op het gebied van roken verandert er nooit iets. Het advies is al decennia hetzelfde: als je rookt moet je ermee stoppen, en als je niet rookt, moet je er vooral niet mee beginnen.
De inhoud van de andere twee adviezen is wat meer aan verandering onderhevig. Daarom hebben we ze over de jaren al meerdere keren besproken in nieuwsbrieven (bijvoorbeeld Voedsel voor het hart van juli 2014, voldoende beweging van april 2015 en vet of suiker? van december 2015).
Vooral gezond eten is lastig, omdat de definitie van wat gezond voedsel is, regelmatig verandert. Deze keer gaan we eens wat dieper in op gezond eten aan de hand van de nieuwe richtlijnen van de Gezondheidsraad.
De Gezondheidsraad is in 1902 ingesteld als gevolg van de eerste Gezondheidswet uit 1901.
Tegenwoordig is de Gezondheidsraad een wetenschappelijk adviescollege dat als taak heeft de regering en het parlement advies te geven op het terrein van volksgezondheid en gezondheids(zorg)onderzoek.
De Gezondheidsraad werkt in een groot aantal zelfstandige commissies die bestaan uit leden die benoemd worden door de Koning. De Gezondheidsraad houdt zich bezig met zes verschillende aandachtsgebieden, waaronder gezonde leefomgeving, gezonde arbeidsomstandigheden en gezonde voeding.
In dat laatste kader publiceerde de Gezondheidsraad in november 2015 de derde en meest recente versie van Richtlijnen voor Goede Voeding.
Op basis van deze richtlijnen heeft het Voedingscentrum een nieuwe Schijf van Vijf ontworpen, die in maart 2016 is gepresenteerd (zie website voedingscentrum). Het Voedingscentrum is een stichting die voor honderd procent door de overheid wordt gesubsidieerd. Het heeft ook een raad van toezicht. De adviezen van het Voedingscentrum zijn dus onafhankelijk, en niet gedicteerd door voedselproducenten.
De eerste richtlijnen dateren van 1986. Deze waren opgesteld door de Voedingsraad, die in 1996 is opgegaan in de Gezondheidsraad. De tweede versie van de richtlijnen verscheen twintig jaar later in 2006. De derde versie liet
minder lang op zich wachten en volgde binnen tien jaar.
Het doel van de richtlijnen is aanbevelingen te doen voor een voedingspatroon dat de gezondheid bevordert
en chronische ziektes, zoals hart- en vaatziekten, helpt voorkomen.
In de eerste richtlijnen werd er nog vooral over voeding gesproken in termen van voedingsstoffen. Dat zijn bijvoorbeeld vetzuren, suikers, voedingsvezel, cholesterol, keukenzout, alcohol, vitamines en mineralen.
In de latere richtlijnen is er veel meer aandacht voor voedingsmiddelen. U moet daarbij niet denken aan zeer bewerkte producten zoals pizza of kant-en-klaarmaaltijden, maar aan onbewerkte voedingsmiddelen zoals vis, groente en fruit. Overigens worden er in de richtlijnen wel bewerkte voedingsmiddelen besproken, maar dat zijn dan basisproducten zoals kaas, brood en pasta.
De richtlijnen zijn vooral gericht op volwassenen.
Zwangere vrouwen, baby’s en kinderen onder de twee jaar worden nadrukkelijk uitgezonderd. Richtlijnen voor deze groepen zullen in 2017 volgen. Voor oudere kinderen moeten de richtlijnen in de praktijk aangepast worden.
De commissie heeft gebruik gemaakt van wetenschappelijke onderzoeken die voor juli 2014 gepubliceerd zijn. Later verschenen artikelen zijn niet meer meegenomen.
De complete tekst van de nieuwe richtlijnen, plus allerlei achterliggende documenten, is te lezen en te downloaden
op de site van de Gezondheidsraad (https://www.gezondheidsraad.nl/nl/taak-werkwijze/werkterrein/gezonde-voeding/richtlijnen-goede-voeding-2015). Hieronder bespreken we de richtlijnen stuk voor stuk.
De commissie zegt dat overtuigend is aangetoond dat het eten van groente en fruit het risico op coronaire hartziekten en beroertes verlaagt. Het eten van groente en fruit verlaagt ook het risico op diabetes. En zoals we weten, is diabetes één van de risicofactoren voor hart- en vaatziekten.
De richtlijnen uit 2006 adviseerden nog 150 tot 200 gram groente en 200 gram fruit per dag. De nieuwe richtlijn is om dagelijks minstens 200 gram groente en 200 gram fruit te eten, omdat het consumeren van 400 gram groente en fruit leidt tot een verlaging van de bloeddruk en het LDL-cholesterol.
De hoeveelheid groente en fruit in de nieuwe richtlijn is nauwelijks meer dan in het advies van 2006. Het komt echter wel onder een overkoepelende aansporing om volgens een meer plantaardig en minder dierlijk voedingspatroon te eten.
Overigens halen we deze richtlijn nog lang niet.
Nederlanders eten nu zo’n 125 gram groente per dag.
Mannen eten daarnaast ongeveer 90 gram fruit en vrouwen 120 gram. Daar is dus voor de meesten van ons nog wel wat winst te behalen.
De commissie schaart komkommers, tomaten, paprika’s, doperwten, sperziebonen, peultjes en tuinbonen allemaal onder de groente. Zo denken we er in het dagelijks leven natuurlijk ook over, maar als je het vanuit de plantkunde bekijkt, zijn dit allemaal de vruchten van planten.
Coronaire hartziekten worden veroorzaakt door afwijkingen in de kransslagaderen of coronairarteriën. De kransslagaderen voorzien het hart van bloed. Dit is niet het bloed dat door het hart wordt rondgepompt, maar het bloed dat het hart nodig heeft om zelf te functioneren.
De afwijkingen in de kransslagaderen zijn het gevolg van aderverkalking. Door vernauwingen of blokkades krijgt het hart niet genoeg zuurstof, wat leidt tot een hartinfarct of angina pectoris.
Bij angina pectoris krijgt het hart niet genoeg zuurstof bij inspanning, wat pijn op de borst geeft.
Een hartinfarct is een acute, totale blokkade waarbij het hart helemaal geen zuurstof krijgt (voor meer informatie over kransslagader en aderverkalking, zie bloedsomloop).
Onder dit kopje schaart de commissie vlees, zuivel, eieren, peulvruchten en noten.
Het advies is om minder vlees te eten, maar niet om het helemaal uit te bannen. Dit is omdat vlees nuttige voedingsstoffen bevat.
De commissie acht het aannemelijk dat rood vlees, en vooral bewerkt vlees, de kans op beroertes en diabetes verhoogt. Onbewerkt wit vlees, zoals kip en kalkoen, brengt dit risico niet met zich mee.
Rood vlees is rundvlees, kalfsvlees, varkensvlees, lamsvlees, geitenvlees en paardenvlees. Bewerkt vlees omvat producten zoals worst, spek, ham en paté. Het gaat kortom om alle vleeswaren die gerookt of gezouten zijn, of waar conserveringsmiddelen aan zijn toegevoegd.
Gehakt dat alleen gemalen is, geldt als onbewerkt vlees.
Onder zuivel vallen in deze richtlijnen melk, kaas en yoghurt. Boter heeft de commissie onder de vetten en oliën geschaard. Over slagroom worden geen uitspraken gedaan.
Het advies is om enkele porties zuivel per dag te gebruiken om te zorgen dat men voldoende calcium binnenkrijgt. De commissie heeft hierbij geen onderscheid gemaakt tussen magere en volle melk, omdat de wetenschappelijke aanwijzingen dat magere en halfvolle producten beter zouden zijn, te zwak zijn.
De gemiddelde consumptie van zuivel ligt in Nederland op een goed peil. Datzelfde geldt voor eieren.
Het is aannemelijk dat het eten van zeven of meer eieren per week plus een hoge inname van cholesterol (400 milligram per dag) de kans op diabetes kan verhogen.
Van verband tussen het eten van eieren en het ontstaan van coronaire hartziekten is niets gebleken.
Het advies is echter nog steeds om het rustig aan te doen met cholesterolrijke voedingsmiddelen zoals eieren, orgaanvlees en schelp- en schaaldieren. Maar deze worden in Nederland weinig gegeten.
Nieuw is het advies om tenminste één keer per week peulvruchten te eten. Deze peulvruchten kunnen dan meteen een keer een maaltijd met vlees vervangen, zeker als ze met granen gecombineerd worden en zo complete eiwitten opleveren (voor meer informatie over eiwitten zie homocysteïne en foliumzuur).
De commissie zegt dat overtuigend is aangetoond dat consumptie van peulvruchten het LDL-cholesterol verlaagt. En dat is goed omdat LDL-cholesterol bijdraagt aan het ontstaan van coronaire hartziekten. Eén van de onderzoeken die de commissie citeert, bespraken wij al in onze nieuwsbrief Voedsel voor het hart van juli 2014.
De commissie verstaat onder peulvruchten (soja)bonen, linzen, kikkererwten en spliterwten. Doperwten, peultjes, tuinbonen en sperziebonen schaart ze onder groente.
Pinda’s, die eigenlijk ook peulvruchten zijn, horen in dit advies bij de noten, omdat ze in het dagelijks gebruik zo
beschouwd worden. Ook voor noten geldt dat ze het LDL-cholesterol verlagen.
De commissie acht het overtuigend aangetoond dat het eten van noten het risico op coronaire hartziekten verkleint. De richtlijn is dat iedereen minstens 15 gram ongezouten noten per dag moet eten. De meeste Nederlanders halen dit niet.
Cholesterol wordt door eiwitten door het bloed vervoerd. Deze combinatie van eiwitten en cholesterol wordt een lipoproteïne genoemd.
Sommige lipoproteïnen hebben een hoge dichtheid (HDL), andere een lage dichtheid (LDL).
Men zegt wel dat HDL ‘goed’ en LDL ‘slecht’ is, omdat LDL-cholesterol afgezet kan worden in de slagaderen en zo aderverkalking kan veroorzaken (voor meer informatie zie cholesterol en statines)
In dit hoofdstuk worden aardappelen niet besproken, hoewel ze natuurlijk wel in het bijbehorende oranje deel van de Schijf van Vijf zitten. De reden is dat er niet genoeg wetenschappelijke informatie is over de gezondheidseffecten van aardappelen.
Die is er wel over granen. De commissie noemt daarvan als voorbeelden tarwe, rijst, haver, rogge, gerst, spelt en maïs. De commissie adviseert om voor volkorenproducten te kiezen, omdat hier de voedingsvezels nog in zitten.
Alleen bij brood hebt u overigens de garantie dat volkorenbrood ook echt van honderd procent volkorenmeel is gemaakt. Bij andere producten, zoals crackers en pasta, is dat niet verplicht.
De richtlijn is om dagelijks ten minste negentig gram bruinbrood, volkorenbrood of andere volkorenproducten te eten.
De commissie zegt dat overtuigend is aangetoond dat het eten van volkorenproducten het risico op coronaire hartziekten verlaagt, en dat het eten van voedingsvezel de kans op een beroerte vermindert.
Vezels zitten, behalve in volkorenproducten, uiteraard ook in groente, fruit en peulvruchten. Dat is mede wat deze voedingsmiddelen zo gezond maakt.
De commissie raadt aan boter, harde margarine en bak- en braadvet te vervangen door zachte margarines, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën. Blijkbaar wegen de positieve kanten van zuivel die de commissie noemde in het hoofdstuk over eiwitrijke producten, minder zwaar bij boter.
Ze zegt dat overtuigend is aangetoond dat zachte en vloeibare vetten, die rijk zijn aan cis-onverzadigde vetzuren, het risico op coronaire hartziekten verlagen ten opzichte van vetten die rijk zijn aan verzadigde vetzuren, zoals boter en harde margarines.
De commissie merkt verder op dat de gevaarlijke transvetzuren tegenwoordig nauwelijks meer voorkomen in margarines (voor meer informatie over transvetten zie vet of suiker).
De commissie heeft vis ook in dit hoofdstuk ondergebracht, omdat vis een belangrijke bron is van visvetzuren. Het Voedingscentrum heeft vis in de schijf van vijf echter in het roze vak staan bij de eiwitrijke producten.
De commissie concludeert dat overtuigend is aangetoond dat het eten van vis het risico op fatale coronaire hartziekten verlaagt. De richtlijn is om één keer per week vis te eten. Kies dan bij voorkeur vette vis zoals haring, zalm of makreel, omdat die meer visvetzuren bevat.
In 2006 was de richtlijn nog om twee keer per week vis te eten, maar de commissie zegt dat onderzoek inmiddels aangetoond heeft dat één keer per week vis eten dezelfde bescherming biedt als vaker vis eten. Overigens eet de
helft van de Nederlanders slechts twee à drie porties vis per maand.
Een van de richtlijnen is om dagelijks drie koppen thee te drinken. Het gaat dan om zwarte of groene thee van de Chinese theeplant (Camellia sinensis), en waarschijnlijk ook witte thee, al wordt die niet genoemd in de richtlijnen.
De commissie benadrukt dat het hierbij niet gaat om kruidentheeën, zoals bijvoorbeeld rooibosthee.
De commissie zegt dat overtuigend is aangetoond dat het drinken van thee de bloeddruk verlaagt en het risico op beroertes vermindert.
Wat koffie betreft wordt aangeraden om filterkoffie te drinken. De reden hiervoor is dat het papieren filter de cholesterolverhogende stoffen cafestol en kahweol in koffie wegvangt.
De andere richtlijn is om zo min mogelijk suikerhoudende dranken te drinken. Hieronder vallen niet alleen frisdranken, maar ook vruchtensappen (voor meer informatie zie vet of suiker).
De commissie acht het aangetoond dat één à twee glazen suikerhoudende drank per dag het risico op diabetes verhoogt. In plaats daarvan adviseert de commissie kraanwater te drinken, of koffie of thee zonder suiker.
Wat betreft alcoholhoudende drank is de richtlijn om geen alcohol te drinken, of in ieder geval niet meer dan één glas per dag.
Dit is strenger dan de adviezen die in het buitenland worden gegeven. De commissie zegt dat de wetenschappelijke gegevens geen aanleiding geven om een verschil te maken tussen mannen en vrouwen.
Mannen mogen in de meeste adviezen namelijk meer drinken dan vrouwen.
De commissie zegt dat er bij één glas per dag zowel gunstige als ongunstige verbanden met ziekte zijn.
Meer dan één glas per dag levert geen verdere gezondheidswinst op, terwijl de ongunstige verbanden sterker worden.
Het advies voor keukenzout (natriumchloride) blijft hetzelfde: maximaal 6 gram per dag. De gemiddelde dagelijkse consumptie ligt in Nederland hoger: 10 gram voor mannen en 7,5 gram voor vrouwen.
Slechts zo’n 20 procent hiervan voegen we zelf aan het eten toe, bij het koken of op tafel. De rest wordt door de producenten toegevoegd aan voedingsmiddelen zoals brood, kaas, worst, hartige snacks en kant-en-klaar maaltijden.
De commissie acht het bewezen dat het verlagen van de inname van natrium de bloeddruk verlaagt, met name bij mensen die al een verhoogde bloeddruk hebben.
De inname van natrium hangt nauw samen met die van kalium. De commissie acht het aangetoond dat het verhogen van de van inname van kalium de kans op een beroerte verkleint, omdat kalium de bloeddruk verlaagt bij mensen met hoge bloeddruk.
Als de richtlijnen voor het eten van groente, fruit, peulvruchten, noten en volkorenproducten worden gevolgd, gaat de inname van kalium vanzelf omhoog. De commissie vindt het dan ook onnodig om extra kalium in te nemen.
Datzelfde geldt voor alle andere voedingssupplementen, behoudens een paar uitzonderingen zoals vitamine D voor bepaalde bevolkingsgroepen (voor meer informatie zie vitamine D), foliumzuur voor vrouwen die zwanger willen worden, en vitamine B12 voor veganisten (voor meer informatie over vitamine B12 en foliumzuur, zie homocysteïne en foliumzuur).
De commissie geeft aan dat er met iedere richtlijn slechts een kleine winst in gezondheid te behalen valt, zo’n tien tot twintig procent. Wat het totale effect is wanneer alle richtlijnen worden opgevolgd, kan niet exact uitgerekend worden, maar er zijn aanwijzingen dat het effect groot kan zijn.
Verder zegt de commissie dat de richtlijnen voornamelijk gericht zijn op de consument. Maar ze zegt ook dat de voedingsmiddelenindustrie haar verantwoordelijkheid moet nemen, en de samenstelling van producten moet aanpassen in lijn met de richtlijnen, bijvoorbeeld in het gebruik van zout.