In januari 2016 verscheen onze nieuwsbrief over de verschillende soorten hartritmestoornissen (zie ook hartritmestoornissen). Bij twee soorten kan een pacemaker ingezet worden; voor de andere hartritmestoornissen zijn andere oplossingen. Hier gaan we wat dieper in op de voor- en nadelen van een pacemaker.
Bij een zieke sinusknoop en bij een AV-blok. De sinusknoop is de natuurlijke ‘gangmaker’ of pacemaker van het hart die de prikkel geeft om de boezems van het hart te laten samenknijpen. Iets later geeft dan de atrioventriculaire knoop of AV-knoop de kamers van het hart het signaal om samen te trekken.
Bij een zieke sinusknoop is het ritme dat de sinusknoop aangeeft te langzaam. Het kan ook dat de prikkel helemaal afwezig is. Ook bij een AV-blok is het ritme te traag.
Wanneer een van deze twee gangmakers niet meer goed werkt, kan een mechanische pacemaker zijn rol overnemen.
Een pacemaker is een apparaat dat kleine stroomstootjes afgeeft om het hart aan de gang te houden.
Zodra de mensheid leerde hoe ze elektriciteit op kon wekken, is ze ermee gaan experimenteren op mensen en dieren.
In de achttiende eeuw experimenteerde de wetenschapper Luigi Galvani met elektriciteit op dode dieren die hij ontleed had. Zijn boek hierover dat in 1791 verscheen, inspireerde Mary Shelley tot haar in 1818 gepubliceerde roman over het monster van Frankenstein.
De Franse arts Bichat experimenteerde tijdens de Franse revolutie met onthoofde lichamen. Daar waren er veel van, dankzij de guillotine. Hij wist met elektriciteit de harten weer aan het kloppen te krijgen.
Tijdens de negentiende eeuw werd er veel onderzoek gedaan naar hartritmestoornissen en elektrische stimulatie van het hart. Deze experimenten pakten lang niet altijd goed uit voor de mensen die ze ondergingen.
In 1887 werd in Londen het eerste elektrocardiogram gemaakt. Een ECG (ook wel hartfilmpje genoemd) registreert de elektrische activiteit van het hart. Hieraan is te zien of er zich hartritmestoornissen voordoen.
Overigens zag men het diagnostische nut van een ECG toen nog niet in. Het was de Nederlandse arts Willem Einthoven die een apparaat ontwikkelde dat echt een hartfilmpje maakte. Hij kreeg hiervoor in 1924 de Nobelprijs voor geneeskunde.
Pas in de jaren veertig was het apparaat uitontwikkeld.
Zonder elektrocardiografie had de pacemaker niet ontwikkeld kunnen worden.
De eerste pacemakers ontstonden in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. Dit waren vrij grote apparaten – veel te groot om op het lichaam te dragen – die via een elektrode met het hart verbonden werden. Ze moesten opgewonden worden als een klok. Ook van dit apparaat zag de medische stand het nut niet in.
Pas na de Tweede Wereldoorlog werd het idee van de pacemaker weer opgepakt. In de jaren vijftig werd de eerste pacemaker ontwikkeld die op elektriciteit werkte.
Een pacemaker uit 1932 | Een draagbare pacemaker uit 1958 |
Daarvoor moest wel de stekker in het stopcontact worden gestoken, dus erg mobiel was je er niet mee.
In 1957 kwam de eerste pacemaker die op batterijen werkte, en op het lichaam gedragen kon worden. Hij werd ontwikkeld door Earl Bakken, een Amerikaanse elektrotechnicus die de kost verdiende met het repareren van televisies. Al in 1958 volgde de eerste implanteerbare pacemaker.
Dit was natuurlijk heel experimenteel, maar de ethische regels waren toen nog lang niet zo streng als tegenwoordig. De man bij wie die eerste pacemaker werd geïmplanteerd, de Zweed Arne Larsson, is overigens pas in 2001 overleden. Zijn doodsoorzaak had niets te maken met zijn hart. Zijn eerste pacemaker werkte slechts acht uur, en de tweede een week, dus hij heeft ook wel veel geluk gehad.
Er is daarna nog veel werk verricht aan de pacemakers. De batterijen gingen kapot, de behuizingen van de pacemakers lieten lichaamsvocht binnen, de draden en elektroden werkten niet goed, maar deze problemen zijn grotendeels opgelost.
Tegenwoordig is een pacemaker een klein metalen doosje dat twintig gram weegt. Het wordt bestuurd door een microprocessor. Waar de oude pacemakers constant prikkels afgaven, doet de moderne pacemaker dit alleen wanneer het nodig is.
Dat heeft het bijkomende voordeel dat de batterijen langer meegaan. Dat betekent dus dat de pacemaker langer kan blijven zitten, want een nieuwe batterij betekent een nieuwe pacemaker. Pacemakers gaan zo’n acht à tien jaar mee.
Tegenwoordig worden er ook ICD’s geïmplanteerd. Dat zijn implanteerbare cardioverter-defibrillators. Ze worden geplaatst bij mensen die risico lopen op kamerfibrilleren, de ernstigste hartritmestoornis.
Bij kamerfibrilleren stopt het hart waardoor men het bewustzijn verliest. De ICD geeft het hart dan een pijnlijke schok waardoor het weer gaat kloppen. De ICD kan echter ook als een gewone pacemaker werken als dat nodig is, en kleine, onvoelbare pulsjes geven.
Bij mensen die terminaal zijn en niet meer gereanimeerd willen worden, kan de ICD op verzoek uitgezet worden.
Een pacemaker hoeft niet uitgezet te worden, omdat die niet reanimeert. Het is wel mogelijk de pacemaker uit te zetten, bijvoorbeeld wanneer de beademingsapparatuur wordt uitgezet.
Maar de techniek schrijdt verder. Tegenwoordig wordt er gewerkt aan biologische pacemakers. Dat zijn cellulaire componenten die in bepaalde delen van het hart worden geïnjecteerd of geïmplanteerd om daar specifieke elektrische prikkels te produceren die de prikkels van de natuurlijke gangmakers van het hart imiteren. Er wordt ook met stamcellen en genen geëxperimenteerd.
Moderne geïmplanteerde pacemaker
Mensen die een pacemaker dragen, moeten uit de buurt blijven van sterke elektromagnetische straling, omdat het apparaatje daardoor van slag kan raken. Concreet betekent dat:
Dit pasje, de cardiac device card, hoort u te krijgen nadat er een pacemaker of ICD bij u is geïmplanteerd. Als u het niet
automatisch krijgt, vraag er dan om.
Op dit pasje staat precies wat voor soort apparaatje u bij zich draagt, plus het unieke serienummer van het apparaat. Uw pacemaker of ICD staat geregistreerd in het Nederlandse register, het National Cardiovascular Data Registry.
Er worden jaarlijks meer dan 10.000 nieuwe pacemakers geplaatst in Nederland. Mocht er iets aan de hand zijn met uw pacemaker of ICD waardoor u terug moet komen naar het ziekenhuis, dan kunnen ze u via het register altijd vinden en contact met u opnemen.
Als u met spoed naar een ander ziekenhuis moet, bijvoorbeeld wanneer u op vakantie in het buitenland bent, kunt u met dit pasje laten zien wat voor soort pacemaker u hebt. Een probleem is wel dat niet ieder ziekenhuis in de wereld de software van uw pacemaker kan lezen, omdat er verschillende systemen in gebruik zijn. Maar ze kunnen u natuurlijk wel helpen. Ieder ziekenhuis kan met een elektrocardiogram zien hoe uw hart er op dat moment aan toe is.
Op een vliegveld kunt u het pasje in de hand houden om te bewijzen dat u echt niet door de controlepoort kunt lopen, en dat u daarom in plaats daarvan gefouilleerd moet worden. Als de beveiligers een handmetaaldetector willen gebruiken, vraag dan of ze die niet in de buurt van uw pacemaker willen houden.
Moderne pacemakers hebben een geheugen. Dit geheugen houdt automatisch de onregelmatigheden in uw hartritme bij. En wanneer u naar het ziekenhuis gaat met klachten of voor controle, kan dit geheugen uitgelezen worden.
Tegenwoordig kunnen pacemakers deze gegevens echter ook naar het ziekenhuis sturen door middel van microgolven. Er is een speciale frequentie gereserveerd voor de communicatie met medische implantaten, 402-405 Mhz. Deze verbinding gaat niet via het internet, dus een pacemaker valt niet onder het internet der dingen, waar we de laatste tijd zulke onrustbarende dingen over horen. Er zijn geen indicaties dat mensen van buitenaf met uw pacemaker kunnen knoeien.
Wat wel zorgwekkend is, is dat de overheid de opsporingsdiensten steeds meer bevoegdheden wil geven om communicatiestromen te onderscheppen. Een voorbeeld van waar dat toe kan leiden, is wat een Amerikaanse man
in september 2016 overkwam. De politie arresteerde hem op beschuldiging van brandstichting en verzekeringsfraude.
Als bewijs hiervoor gebruikten ze de gegevens van zijn pacemaker.
Nu zegt u misschien: ik ben geen misdadiger, iedereen mag alles van mij weten. Maar je weet nooit waar dit soort
dingen toe leiden. Het is goed om op dit gebied waakzaam te blijven.