De commissie raadt aan boter, harde margarine en bak- en braadvet te vervangen door zachte margarines, vloeibaar bak- en braadvet en plantaardige oliën. Blijkbaar wegen de positieve kanten van zuivel die de commissie noemde in het hoofdstuk over eiwitrijke producten, minder zwaar bij boter.
Ze zegt dat overtuigend is aangetoond dat zachte en vloeibare vetten, die rijk zijn aan cis-onverzadigde vetzuren, het risico op coronaire hartziekten verlagen ten opzichte van vetten die rijk zijn aan verzadigde vetzuren, zoals boter en harde margarines.
De commissie merkt verder op dat de gevaarlijke transvetzuren tegenwoordig nauwelijks meer voorkomen in margarines (voor meer informatie over transvetten zie vet of suiker).
De commissie heeft vis ook in dit hoofdstuk ondergebracht, omdat vis een belangrijke bron is van visvetzuren. Het Voedingscentrum heeft vis in de schijf van vijf echter in het roze vak staan bij de eiwitrijke producten.
De commissie concludeert dat overtuigend is aangetoond dat het eten van vis het risico op fatale coronaire hartziekten verlaagt. De richtlijn is om één keer per week vis te eten. Kies dan bij voorkeur vette vis zoals haring, zalm of makreel, omdat die meer visvetzuren bevat.
In 2006 was de richtlijn nog om twee keer per week vis te eten, maar de commissie zegt dat onderzoek inmiddels aangetoond heeft dat één keer per week vis eten dezelfde bescherming biedt als vaker vis eten. Overigens eet de
helft van de Nederlanders slechts twee à drie porties vis per maand.