Suikers zijn koolhydraten. Maar ook granen, aardappelen en peulvruchten bevatten veel koolhydraten. In het
lichaam worden koolhydraten omgezet in glucose, die energie levert. De hersenen bijvoorbeeld, kunnen niet
functioneren zonder glucose.
Hoe meer koolhydraten men eet, des te meer glucose er vrijkomt in het lichaam. Als het lichaam niet genoeg
insuline kan produceren om dit in goede banen te leiden, ontstaat diabetes.
Bij volkorenproducten komt de glucose geleidelijker vrij dan bij voedingsmiddelen als wit brood en witte rijst.
Deze geleidelijke afgifte maakt het voor het lichaam makkelijker om de glucose te verwerken. Kies daarom bij voorkeur voor zilvervliesrijst, volkorenpasta en bruin brood. Deze producten leveren bovendien essentiële elementen als voedingsvezels, vitamines en mineralen.
Volgens het Voedingscentrum zouden koolhydraten minimaal veertig procent en maximaal zeventig procent van de voeding moeten uitmaken.
Het zijn de ‘vrije suikers’, zoals kristalsuiker, waar men met name voor moet uitkijken. De WHO heeft in maart 2015 een advies doen uitgaan dat de hoeveelheid vrije suiker in de dagelijkse voeding niet meer dan vijf procent van het totale aantal calorieën dient te bedragen. Dat komt neer op rond de 25 gram, ofwel zes lepeltjes. Dat is een halvering van het eerdere advies van tien procent.
De WHO doelt hier overigens niet alleen op suiker uit de suikerpot, maar juist ook op alle suikers die door de industrie aan voedingsmiddelen worden toegevoegd.