Bij een hartritmestoornis klopt het hart te snel, te langzaam, of heel onregelmatig. De oorzaak hiervan is vaak dat het prikkelgeleidingssysteem van het hart niet goed werkt.
Dit systeem is een netwerk van cellen dat begint bij de sinusknoop. Deze bevindt zich in de bovenwand van de rechterboezem, en is de natuurlijke pacemaker die het hart de elektrische prikkel geeft die het aanzet om in de juiste volgorde samen te knijpen.
De sinusknoop geeft tevens het tempo aan. Je zou pacemaker kunnen vertalen als ‘gangmaker’.
Het hart bestaat uit twee helften en iedere helft bestaat uit een boezem, ook wel atrium genoemd, en een kamer, ook wel ventrikel genoemd.
Het bloed stroomt binnen in de boezems wanneer het hart zich ontspant. De linkerboezem krijgt zuurstofrijk bloed uit de longen; de rechterboezem neemt zuurstofarm bloed in dat terugkomt nadat het door het lichaam gereisd is om overal zuurstof af te geven.
De boezems trekken vervolgens als eerste samen, waardoor het bloed uit de boezems door de kleppen naar de kamers wordt gestuwd.
Dan is het de beurt van de kamers om samen te trekken.
Zij krijgen het signaal door van de atrioventriculaire knoop, ook wel AV-knoop genoemd. Deze bevindt zich midden in het hart in de tussenwand tussen de linker- en de rechterhelft van het hart, net op de grens van de boezems en de kamers.
Door het samentrekken van de kamers wordt het bloed door de kleppen aan de andere kant het hart uitgeduwd. Het zuurstofrijke bloed uit de linkerkamer gaat naar de aorta en verder het lichaam in, en het zuurstofarme bloed uit de rechterkamer gaat via de longslagaderen naar de longen om weer zuurstof op te halen. Dit proces blijft zich voortdurend herhalen, en dat voelen we als onze hartslag.
In onze nieuwsbrief van januari 2015 hebben we wat uitgebreider beschreven hoe de bloedsomloop in elkaar zit en wat de rol van het hart daarin is.
Nee, niet direct. In medische termen heet dat een extrasystole, en dat overkomt iedereen wel eens. Soms komt het door stress, oververmoeidheid, te veel koffie of alcohol, of er is helemaal geen reden.
Als u er veel last van heeft, zou u eens acupunctuur kunnen proberen. In onze nieuwsbrief acupunctuur bij hart- en vaatzieken van september 2013 hebben we een overzicht gegeven van de verschillende hart- en vaataandoeningen waarvoor acupunctuur een goede therapie is.
Er is pas sprake van een ernstige hartritmestoornis als het hartritme hevig afwijkt van normaal. Dus het hart slaat veel sneller, veel langzamer of heel onregelmatig. Dit moet ook frequent voorkomen, iedere dag bijvoorbeeld.
Een normale hartslag bij een gezond hart ligt bij een volwassene in rust tussen de zestig en honderd slagen per minuut. Bij professionele sporters kan de hartslag in rust nog lager zijn. Wanneer we slapen, zakt de hartslag zelfs tot vijftig slagen per minuut.
Bij vrouwen ligt de hartslag gemiddeld hoger dan bij mannen – 76 tegenover 68. Bij inspanning kan de hartslag bij iedereen stijgen naar wel 180 slagen per minuut of meer.
Een kenmerk van een ernstige hartritmestoornis is dat je er duizelig van wordt, want dat betekent dat het hart op dat moment niet in staat is om voldoende bloed naar de hersenen te sturen.
Nee, een pacemaker is nuttig als de sinusknoop of de AV-knoop niet de juiste prikkel geeft.
Voor andere hartritmestoornissen zijn er andere behandelmogelijkheden, zoals medicijnen. Deze worden anti-aritmica genoemd. Voor verschillende storingen worden verschillende medicijnen gebruikt.
Sommige zijn dezelfde die voor hoge bloeddruk worden voorgeschreven.
Het probleem met anti-aritmica is dat verschillende mensen heel verschillend kunnen reageren op dezelfde medicijnen. Een vrij nieuwe methode is ablatie. Hierbij wordt via de lies een katheter met een elektrode in het hart gebracht om een aantal cellen in de hartwand weg te branden. Dit gebeurt wanneer er een omweggetje is ontstaan waardoor het signaal van de sinusknoop niet meer langs de juiste route wordt doorgegeven, en het hart daardoor niet meer in de juiste volgorde en snelheid samentrekt. Die omweg wordt dan weggebrand.
Deze methode is in 1987 geïntroduceerd en wordt steeds meer toegepast. Deze methode is over het algemeen succesvol. Als het misgaat en het prikkelgeleidingssysteem beschadigd raakt, kan een pacemaker geïmplanteerd worden om dit op te vangen.
Zoals hierboven al gezegd, kan het hart te snel of te langzaam kloppen. In medische termen heet te snel tachycardie en te langzaam bradycardie. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt naar de plaats in het hart waar de stoornis voorkomt. Hieronder volgt een overzicht van de soorten hartritmestoornis.
Deze hartritmestoornis in de boezems komt het meest voor, vaker dan een hartinfarct. Bij boezemfibrilleren is het ritme zeer onregelmatig en meestal te snel, maar te langzaam komt ook voor.
De AV-knoop kan dit niet bijhouden, en daardoor doen de kamers ongeveer honderdvijftig slagen per minuut. De risicofactoren en behandeling zijn eigenlijk hetzelfde als bij boezemfibrilleren. Ablatie is vaak succesvol.
Bij deze hartritmestoornis die internationaal sick sinus syndrome wordt genoemd, werkt de sinusknoop niet goed. Het ritme dat de sinusknoop aangeeft, kan te langzaam zijn, maar het gebeurt ook wel dat de sinusknoop helemaal geen prikkel geeft. Daardoor wordt de hartslag te langzaam, bradycardie dus.
Hierdoor kan het gebeuren dat de hersenen niet genoeg zuurstof krijgen, wat kan betekenen dat iemand flauwvalt. Ook vermoeidheid is een symptoom van een zieke sinusknoop.
De remedie voor deze aandoening is een pacemaker die het hart de prikkel geeft die het nodig heeft.
Een AV-blok is een blokkade van de AV-knoop. Deze blokkade kan gedeeltelijk of totaal zijn. Bij een gedeeltelijk AV-blok is de blokkade tijdelijk, bij een totaal AV-blok springt de prikkel helemaal niet meer van de boezems naar de kamers. Hierdoor vertraagt het ritme in de kamers, een bradycardie dus. De hartkamers gaan wel door met samentrekken, want ze kunnen zelf ook een elektrische prikkel opwekken, maar het ritme is dan wel traag.
De oplossing voor een totaal AV-blok is over het algemeen het plaatsen van een pacemaker.
Mogelijke oorzaken van een AV-blok zijn een hartinfarct, een openhartoperatie en medicijngebruik. Als het AV-blok is veroorzaakt door medicijnen, laat de cardioloog u stoppen met het innemen van die medicijnen. Dit kan genoeg zijn om de blokkade op te heffen.
Een AV-blok kan ook een complicatie van ablatie zijn.
AVNRT is het tegenovergestelde probleem van het AVblok. Hierbij blijft de elektrische prikkel in een cirkeltje ronddraaien in de AV-knoop in plaats van zijn pad te vervolgen. Het gevolg is een snellere hartslag, tachycardie dus.
AVNRT is een afkorting van AtrioVentricular Nodal Reentrant Tachycardie. Het komt drie keer zo vaak voor bij vrouwen als bij mannen.
Deze hartritmestoornis kan plotseling opkomen en even plotseling verdwijnen. Indien nodig kan ze behandeld worden met medicijnen of ablatie.
Deze hartritmestoornis is genoemd naar de artsen Wolff, Parkinson en White, die haar voor het eerst hebben beschreven. De oorzaak van deze stoornis is een extra groepje prikkelgeleidende cellen in het weefsel tussen de boezems en de kamers. Hierdoor kan een andere weg ontstaan om de prikkel door te geven van de sinusknoop naar de kamers; de prikkel gaat dan dus niet via de AV-knoop.
Het probleem hiermee is dat de AV-knoop ervoor zorgt dat de kamers iets later samentrekken dan de boezems.
Via de omweg gebeurt dat echter niet. Dit kan het hartritme veel sneller maken. De behandeling hiervoor is het wegbranden van de extra cellen door ablatie.
Tot slot de ernstigste hartritmestoornis. Bij kamerfibrilleren of ventrikelfibrilleren is de prikkel in de kamerwand opeens zo snel en chaotisch dat de kamer niet meer goed kan pompen.
Dit betekent dat de bloedsomloop stil komt te liggen. De patiënt raakt bewusteloos en gaat dood als er niet binnen zes minuten gereanimeerd wordt, bijvoorbeeld met een AED.
Kamerfibrilleren is dus veel ernstiger dan boezemfibrilleren, maar het komt niet zo vaak voor als boezemfibrilleren. Het gaat over het algemeen gepaard met andere hartproblemen.
Als de patiënt de aanval van kamerfibrilleren overleeft, wordt daarna vaak een ICD geïmplanteerd.
Een ICD is een implanteerbare cardioverter-defibrillator.
Dat is dus eigenlijk hetzelfde als een AED, maar dan onder de huid aangebracht, net als een pacemaker.
Een ICD doet niks, tenzij hij een aanval van kamerfibrilleren constateert. Dan gebruikt hij eerst een andere methode: bij een versnelde hartslag voert de ICD eerst de snelheid nog wat op. Dit is pijnloos. Als het goed gaat, neemt het hart het daarna over en keert terug naar een normaal ritme.
Mislukt dat, dan komt de echte schok. Dit kan pijnlijk zijn als men (nog) niet bewusteloos is.
Als het hartritme te traag is, kan een ICD het hart net als een pacemaker stimuleren.
Een AED is een automatische externe defibrillator. Deze apparaten hangen in steeds meer openbare plaatsen, bijvoorbeeld stations, en kunnen door iedere leek gebruikt worden om een slachtoffer van kamerfibrilleren te reanimeren. Het is daarvoor niet nodig om de diagnose te stellen, dat doet het apparaat. Het geeft alleen een elektrische schok om de sinusknoop weer op gang te krijgen wanneer het heeft vastgesteld dat het echt om kamerfibrilleren gaat. Wanneer men het apparaat inschakelt, geeft het gesproken instructies om de hulpverlener te vertellen wat hij moet doen.
Dus als u ooit onverhoopt in de situatie komt dat iemand bewusteloos is en u een AED in de buurt heeft, aarzel dan niet om die te gebruiken. U kunt er geen kwaad mee aanrichten, en misschien redt u wel een leven.
Het idee van het stimuleren van het hart dateert al uit de achttiende eeuw. De eerste uitwendige pacemaker werd in 1932 gebouwd.
De eerste inwendige pacemaker werd in 1958 geïmplanteerd bij een Zweed, Arne Larsson. Hij stierf in 2001 op 86-jarige leeftijd. Hij had toen in totaal 26 pacemakers versleten, en iedere pacemaker was weer kleiner en geavanceerder. Tegenwoordig gaan pacemakers acht tot tien jaar mee, en ze worden gestuurd door microcomputers. Ze werken op lithium-iodinebatterijen.
De pacemaker is via draden met aan het eind een elektrode, ook wel leads genoemd, verbonden met het hart. De plaats waar de elektrode in het hart bevestigd is, hangt af van waar de stimulatie nodig is.
De pacemaker is een klein metalen kastje, ongeveer ter grootte van een luciferdoosje, dat onder het sleutelbeen wordt geïmplanteerd. De eerste pacemakers gaven alleen maar met een vaste frequentie prikkels af. Tegenwoordig meten sensoren wat het hart zelf doet, en de microcomputer in de pacemaker grijpt alleen in wanneer dat nodig is.