Verder onderzoek wees uit dat het de grote hoeveelheid spekvet was die voor de onvruchtbaarheid zorgde. Spekvet wordt ranzig onder invloed van zuurstof (Lat. oxygenium), of zoals dat in chemische terminologie heet: het oxideert. Deze oxidatie vond zowel tijdens het bewaren plaats als tijdens de spijsvertering.
Dit geoxideerde spekvet vernietigde de in de voeding aanwezige vitamine E. Om de vruchtbaarheid te waarborgen, waren dus grotere hoeveelheden vitamine E nodig. De toevoeging van tarwekiemolie aan het dieet bleek nageslacht te garanderen.
De onderzoekers ontdekten dat plantaardige vetten veel minder snel oxideren dan dierlijke vetten. In eerste instantie gingen ze ervan uit dat tarwekiemolie een ‘antioxidant’ bevatte. Later kwam men erachter dat vitamine E zelf die anti-oxidant was.
Inmiddels weten we dat er acht verschillende chemische verbindingen zijn die onder de noemer vitamine E vallen: vier tocoferolen en vier tocotriënolen. Beide soorten worden onderscheiden door de voorvoegsels alfa, beta, gamma en delta. De lever geeft de voorkeur aan alfatocoferol.
De naam tocoferol is Grieks voor ‘zwangerschapsbrenger’; deze naam verwijst dus naar het rattenonderzoek waarbij vitamine E ontdekt is. De naam tocotriënol is gekozen naar analogie van tocoferol; het triënol-gedeelte van het woord beschrijft de chemische structuur.
De naam tocoferol is Grieks voor ‘zwangerschapsbrenger’; deze naam verwijst dus naar het rattenonderzoek waarbij vitamine E ontdekt is. De naam tocotriënol is gekozen naar analogie van tocoferol; het triënol-gedeelte van het woord beschrijft de chemische structuur.